075 – 820 02 65 | Voor spoedgevallen na 18.00 uur en in het weekend: 020 - 740 06 00
Selecteer een pagina

Op een maandagochtend belt de eigenaar van een Mechelse Herder pup ons op: de hond is het hele weekend al niet lekker en houdt zijn eten niet binnen.
Bij het lichamelijk onderzoek constateert onze dierenarts dat de pup wel erg gele slijmvliezen heeft, dit kan wijzen op een probleem met de lever. Dus zij besluit bloedonderzoek te doen.

De waarden van de lever zijn inderdaad afwijkend maar ook de nieren zijn er slecht aan toe. De dierenarts vermoedt dat de pup de ziekte van Weil heeft (Leptospirose). Dit is ook voor mensen besmettelijk (een zoönose) dus alarmbellen gaan rinkelen want de eigenaren, mensen uit hun omgeving, maar ook ons team loopt een risico.

We sturen het bloed en urine op naar een speciaal laboratorium waar Leptospirose opgespoord kan worden. Maar omdat de pup zo ziek is, starten we wel onmiddellijk de behandeling op! Vol op de medicatie en aan het infuus.Na een paar dagen wordt het vermoeden bevestigd, de pup heeft Leptospirose.

De behandeling hiervoor hadden we opgestart en de behandeling lijkt aan te slaan. Na een aantal dagen infuus worden de bloedwaardes nog eens bepaald en gelukkig lijken de nieren te herstellen. Nu is het vooral belangrijk dat de pup goed gaat eten! Omdat hij zich zo beroerd heeft gevoeld wil hij enkel nog maar lekkere dingen. Langzaam aan wordt de pup weer actiever en een week na het starten van de behandelingen staat er haast een andere pup! Hij eet weer als vanouds, is levendig en zijn slijmvliezen zijn haast weer normaal van kleur. Als de behandeling klaar is zullen we bloedonderzoek herhalen en dan hopen we dat zijn lever en nieren weer helemaal hersteld zijn.

Nadat de ziekte onder honden jarenlang nauwelijks nog voorkwam, neemt het aantal ziektegevallen steeds meer toe. En dat ondanks de introductie van nieuwe vaccins die immuniteit kunnen opwekken tegen meer soorten dan voorheen.

Er komen in Nederland bij de hond 6 soorten Leptospirosen voor en er valt tegen slechts 4 varianten te beschermen met de vaccinatie (voor de overige 2 is het technisch niet mogelijk een vaccin te ontwikkelen).

De oorzaak? Een hogere infectiedruk door meer knaagdieren, maar mogelijk ook door de verminderde vaccinatiebereidheid van hondeneigenaren.

Slechts 50% van de honden is gevaccineerd!!
En 40-50% van de ratten blijkt besmet met Leptospirose.

Een vaccinatie geeft nooit zekerheid van immuniteit en ook nooit 100% volledige bescherming.
Volgens onderzoek zijn er ook honden die de bacterie uitscheiden zonder zelf ziekte zijn. Daarmee zijn zij een groot risico voor andere honden (en hun baasjes!).

Het voorkomen van de ziekte is dus belangrijk. Dat kan door de hond in ieder geval jaarlijks tegen de ziekte te vaccineren (titeren is voor Leptospirose helaas niet mogelijk).

Voorkomen is immers altijd beter dan (hopen op) genezen!